GESCHIEDENIS 1721 – NU

Het oudste klooster van de clarissen in Nederland, de Sint-Josephsberg, staat in Megen. In de jaren 1720 en 1721 werd het gebouwd op de ruïnes van een kasteel van de graven van Megen. Op 30 april 1721 kwamen er clarissen wonen.

Oorsprong

Wie vandaag door de pandgang van het Megense klooster loopt, kan op de naamlijst zien welke zusters uit het klooster Sint Elisabethsdal te Boxtel daar begonnen zijn.
Het klooster te Boxtel behoorde sinds 1513 tot de Orde van de heilige Clara. In dat jaar hebben de zusters die tot dan toe leefden volgens de Regel van de Derde Orde van Franciscus, de Regel van de Orde van de heilige Clara aangenomen. Met het oog op deze verandering kwamen zusters clarissen uit het Vlaamse Hoogstraten de communiteit van Boxtel helpen om zich de nieuwe levenswijze eigen te maken. Het klooster van Hoogstraten zelf was in 1489 vanuit Trier geïnstrueerd.

Oorlogsdreiging

De periode tussen 1513 (Boxtel) en 1721 (Megen) was een turbulente tijd. In 1540 werd het klooster te Boxtel door brand verwoest. Drie jaar na de wederopbouw werd het in 1543 door de Geldersen, onder Maarten van Rossum opnieuw verwoest. In 1580 ontvluchtten de zusters de gevechten tussen de Spaanse en de Staatse troepen en weken uit naar ’s Hertogenbosch. Daar bleven zij tot 1611. In dat jaar maakten zij gebruik van het 12-jarig bestand om weer naar Boxtel terug te keren. Ruim een eeuw werden zij daar door de Staten geduld tot ze in 1717 op last van de ‘Hoogmogenden’ hun klooster moesten verlaten.

De zusters vonden onderdak in het Vlaamse Hoogstraten. Vanuit dit klooster waren de zusters van Boxtel in 1513 gesticht. Rond 1720 pachtten zij een stuk grond in Megen, waar zij een veilige toekomst verwachtten. Het graafschap Megen had immers, zoals het aangrenzende Land van Ravenstein, haar zelfstandigheid t.o.v. de Staten van Holland weten te behouden. Deze regio was een enclave van godsdienstvrijheid in Brabant. De plaats die de zusters bij aankomst in Megen aantroffen, was letterlijk een puinhoop. Ze vonden niets anders dan de ruïne van het vroegere kasteel van de Megense graven.

Naar Megen

In 1720 begon men met de bouw van het klooster. Enkele zusters kwamen uit Hoogstraten naar Megen om toezicht te houden op de werkzaamheden. Zij betrokken een eenvoudig huis, dat de pastoor van Megen gehuurd had. Op 30 april 1721 kon de hele communiteit het nieuwe klooster ‘Sint-Josephsberg’ betrekken.
Daarna werd er nog heel wat gebouwd. Deels werd dit betaald uit de inkomsten van het vroegere klooster in Boxtel. Het geluk was echter van korte duur. Al in 1727 eigende de Staat zich het moeizaam gespaarde budget toe. Er moesten noodgedwongen andere bronnen van inkomsten aangeboord worden. Pater Dullens ofm leerde de zusters de fabricage van vlugzout en Balsem de Maltha. In 1766 begonnen zij ook met een hostiebakkerij, die tot op de dag van vandaag nog een bescheiden bron van inkomsten biedt.

Kloosters in gevaar

Op het eind van de 18e eeuw kwamen de Fransen het gebied onveilig maken. Op 9 februari 1798 confisceerden zij alle nog bestaande kloosters. Ook verboden zij nieuwe kandidaten aan te nemen. Dat zou de doodsteek voor de communiteit hebben kunnen betekenen. Maar er daagde licht. De Fransen verkochten het graafschap Megen al in 1800 aan de Bataafse Republiek. De rust keerde terug en er kwamen weer novicen. 

Ook nu was de rust van korte duur. Napoleon bezette in maart 1810 alle gebieden ten zuiden van de grote rivieren. Dit betekende, dat Megen opnieuw onder Franse heerschappij kwam.Toen was het goed raak. Op 3 januari 1812 vaardigde Napoleon een decreet uit waarin de suppressie van alle kloosters in het departement van de Rijnmonden werd bevolen. Het clarissenklooster te Megen werd opnieuw domeingoed van de Staat en de zusters moesten hun klooster verlaten. Zij vonden gastvrij onderdak bij inwoners van Megen en Oss.

Nieuwe doorstart

In 1814 viel het Franse keizerrijk. De zusters konden naar hun klooster terugkeren. Met gejuich werden zij door de inwoners van Megen begroet, maar zij moesten wel huur aan de Staat betalen. Zij werden kort gehouden. Ook Willem I verbood novicen aan te nemen en de zusters mochten niets aan de gebouwen doen. Iedere zuster werd voor de keuze gesteld: of terug naar huis met toelage van de Staat, of in het klooster blijven maar dan wel zelf in hun levensonderhoud voorzien. Allen kozen zij voor het laatste.

In het geheim verder

Gedurende die periode van onderdrukking namen zij in het geheim novicen aan. Op 28 september 1840 besteeg Willem II de troon. Hij gaf de kloosters de volledige vrijheid nieuwe leden aan te nemen. De vijftien zusters die in het geheim waren aangenomen, konden toen hun eeuwige geloften afleggen. Het klooster bleef wel domeingoed van de Staat en de communiteit moest huur blijven betalen. De tijden bleven wisselvallig. Angst en onzekerheid verdwenen niet helemaal. Voor alle zekerheid gingen de zusters een plek zoeken, waar ze naar toe zouden kunnen, als ze opnieuw verjaagd zouden worden. Hun keuze viel op het oude kasteel in Ammerzoden, dat in 1876 wordt aangekocht.

Stichting te Ammerzoden

Op 13 juni 1876 vertrokken twaalf zusters uit Megen naar Ammerzoden. Einde negentiende eeuw keerde het getij ten gunste van de katholieken. De Staat bood de mogelijkheid de kloosters tegen een schappelijke prijs terug te kopen. De clarissen van Megen maakten daar gebruik van. Zij kochten het klooster van Megen met geldelijke steun van vrienden terug op 16 januari 1896. Kort daarna begonnen ze in Ammerzoden met de bouw van de kloosterkapel op de zuidkant. Op 29 juli 1898, het feest van de apostelen Petrus en Paulus, kon deze kerk gewijd worden.

Stichting te Java

Met de toename van het aantal zusters in Megen en Ammerzoden, groeide ook de missionaire geest. In 1934 stichtten beide communiteiten een klooster op Java te Cicurug. Tijdens de oorlogsjaren werden de zusters van Cicurug geïnterneerd in het Jappenkamp. Na de Tweede Wereldoorlog konden de zusters niet naar Cicurug terug. Zij weken uit naar Pacet op West-Java, waar momenteel een bloeiende clarissengemeenschap woont.

VERHUIZINGEN EN STICHTINGEN

Hoogcruts, Kerkrade

De zusters moesten begin januari 1945 hun klooster te Ammerzoden wegens de gevolgen van de oorlog verlaten. Zij vonden zeven en een halve maand voorlopig onderdak in de pastorie en het parochiehuis van Zaltbommel. Eind augustus 1945 betrokken zij het klooster van de franciscanen te Hoogcruts in Limburg. Na de oorlog nodigde de gemeente Kerkrade een groep van zusters uit, maar er was nauwelijks huisvesting voor hen. Zij woonden daar tot 1957.

Hengelo / Silvolde en Nieuwe Niedorp

In 1951 verhuisde de communiteit van Hoogcruts naar Hengelo in Gelderland. In 1957 trokken de zusters zich uit Kerkrade terug. De helft van de communiteit ging tijdelijk naar Megen en de andere helft sloot zich aan bij de communiteit van Hengelo.
Deze communiteit stichtte in 1960 een klooster te Nieuwe Niedorp (Noord-Holland).
De zusters die achterbleven verhuisden in 1970 naar Silvolde. In 1981 werd Silvolde opgeheven.

Nijmegen ‘De Bron’

Toen de zusters uit Silvolde moesten vertrekken, hebben de vitale zusters samen met zusters uit Megen en Nieuwe Niedorp in 1981 het klooster ‘De Bron’ in Nijmegen gesticht.

Communiteiten voor bejaarde zusters

In datzelfde jaar 1980 vormden een aantal hoogbejaarde zusters uit Silvolde, Megen en Nieuwe Niedorp in het verzorgingshuis ‘La Verna’ te Wijchen een eigen communiteit.

Op 2 april 1987 namen zeven bejaarde zusters uit Megen het initiatief om een tweede communiteit voor hoogbejaarde zusters te stichten in ‘Huize Witven’ in Someren. Later zijn er ook zusters uit Nieuwe Niedorp en Nijmegen naar toe gegaan.

In 1989 moest het klooster van Nieuwe Niedorp opgeheven worden. De bejaarde zusters vertrokken naar Wijchen en Someren, de jongere zusters naar Nijmegen en Megen.